Milieuaspectenstudie baggerspeciestort Westerschelde: studie naar de effecten van het storten van specie vrijkomend bij de 43/48 voet verruiming van de vaarweg in de Westerschelde
(1998). Milieuaspectenstudie baggerspeciestort Westerschelde: studie naar de effecten van het storten van specie vrijkomend bij de 43/48 voet verruiming van de vaarweg in de Westerschelde. Rijkswaterstaat. Directie Zeeland: Middelburg. 264 pp.
In de vaargeul van de Westerschelde worden reeds gedurende een lange tijd onderhoudsbaggerwerken uitgevoerd om deze open te houden ten behoeve van de toegankelijkheid van de havens aan de Westerschelde, waarvan de haven van Antwerpen de belangrijkste is. Tengevolge van het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Vlaams Gewest inzake de verruiming van de vaarweg in de Westerschelde, getekend 17 januari 1995, zal een nieuwe en uitgebreidere vaargeulverruiming en daaropvolgend een toename van de onderhoudsbaggerwerken plaats gaan vinden in de Westerschelde. Voor het uitvoeren van de verruimingswerkzaamheden zijn diverse vergunningen nodig, waaronder een Wvo-vergunning voor het storten van baggerspecie. Tegen deze vergunning, verleend op 4 november 1994, is beroep aangetekend. In deze zaak heeft de Raad van State uitgesproken dat de lokaties waar deze specie gestort wordt beschouwd dienen te worden als inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer. Dit betekende dat voor het storten van baggerspecie een Wm- vergunning verplicht werd. Ter verkrijging van deze Wm-vergunning werd het noodzakelijk een milieu-effectrapport op te stellen en een m.e.r.- procedure te doorlopen. De verleende Wvo-vergunning werd door de Raad van State vernietigd. Aangezien het doorlopen van de m.e.r.-procedure tot ongewenste vertraging zou leiden heeft de Nederlandse regering, omwille van een spoedige uitvoering van het verdrag en gezien de bredere context van goed nabuurschap tussen de beide verdragstaten, het initiatief genomen tot het opstellen van een noodwet. Deze wet zou de nog niet onherroepelijk tot stand gekomen vergunningbesluiten vervangen, dus ook de Wm- vergunning en de Wvo-vergunning. Een m.e.r. zou dan niet nodig zijn. Naast de noodwet-procedure is ook de m.e.r.- procedure opgestart (tweesporen-traject). Mocht de noodwet niet tot stand komen dan zou de m.e.r.-procedure alsnog moeten leiden tot het verlenen van de benodigde vergunningen. Tijdens de m.e.r.-procedure is op 27 juni 1997 de Vergunningwet Westerschelde in werking getreden. Dientengevolge hoefde er geen Wm-vergunning meer te worden verleend en is de m.e.r.- plicht komen te vervallen. Voor de periode van onderhoud na de verruiming zal, naar verwachting, in verband met een op handen zijnde wijziging van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, ook geen m.e.r.-procedure doorlopen hoeven worden. Het afronden van het milieu-effectrapport was, strikt formeel gesproken, niet meer noodzakelijk. Na de inwerkingtreding van de Vergunningwet Westerschelde is in overleg met de begeleidings- commissie besloten het rapport af te ronden als 'milieuaspectenstudie' (MAS). Het rapport schetst een beeld van ingreep-effect relaties op morfologisch, ecologisch en economisch gebied voor dekomende 10 jaar. Binnen deze periode zullen een aantal wettelijke vergunningen afgegeven dienen te worden om het onderhoudsbaggerwerk noodzakelijk na de verruiming van de vaarweg in deWesterschelde uit te voeren. Het rapport zal een toetsing ondergaan door de Commissie voor de Milieu-effectrapportage. Het toetsingsrapport zal openbaar gemaakt worden maar geen formele status krijgen. Door eenieder kan, voorafgaand aan de toetsing, een reactie gegeven worden op het MAS. Deze reacties zullen, indien nodig voorzien van commentaar, gebundeld worden en openbaar gemaakt worden. Het geheel (het MAS, de reacties met het commentaar en het toetsingsrapport) zal meegenomen worden in de toekomstige besluitvorming rondom de Westerschelde.
All data in the Integrated Marine Information System (IMIS) is subject to the VLIZ privacy policy