Het Waterbouwkundig Laboratorium ontwikkelde een methodologie om de bevaarbaarheid van een vaarweg te beoordelen op basis van fasttime vaarsimulaties. De signaalparameters afstand tot referentietraject (als maat voor het ruimtegebruik door het schip) en roergebruik (als maat voor de manoeuvreerreserve van het schip) worden hierbij toegepast als maat voor de bevaarbaarheid. De methode laat toe om een kwalitatieve beoordeling van de bevaarbaarheid van een vaaromgeving uit te voeren en is aldus toepasbaar voor het vergelijken van verschillende scenario’s (historische evolutie, toekomstige morfologische ontwikkelingen, bagger- en stortstrategieën). De methodologie werd toegepast op de bevaarbaarheid van de Westerschelde en Beneden-Zeeschelde met als doel om opgenomen te worden in de evaluatiemethodiek van het Schelde-estuarium die zesjaarlijks uitgevoerd wordt onder leiding van de Vlaams-Nederlandse Schelde-Commissie. Ter illustratie van de evaluatiemethodiek werd de methodologie ingezet voor drie condities van het Schelde-estuarium overeenkomstig de jaren 2011, 2015 en 2019. De signaalparameters voor bevaarbaarheid blijken gunstig toegepast te kunnen worden voor het identificeren van de evolutie van de bevaarbaarheid van het Schelde-estuarium. De belangrijkste nadelige evolutie in het Schelde-estuarium tussen 2011 en 2019 voor wat betreft bevaarbaarheid blijkt de toename van de dwarsstroming omstreeks hoog water. Deze invloed blijkt het hoogst in de vaarweg tussen Hansweert en Walsoorden. Een gunstige evolutie is waarneembaar te Bath, waar echter de conditie uit 2011 aantoont dat een voldoende diepte in de bocht van Bath noodzakelijk is voor een voldoende bevaarbaarheid van deze bocht. Verder is het onderhoud van de vaarwegbreedte in de Pas van Borssele een aandachtspunt.
All data in the Integrated Marine Information System (IMIS) is subject to the VLIZ privacy policy