IMIS - Marine Onderzoeksgroepen | Compendium Kust en Zee

IMIS - Marine Onderzoeksgroepen

[ meld een fout in dit record ]mandje (1): toevoegen | toon Print deze pagina

one publication added to basket [358985]
T0-monitoring Natuurimpuls Oosterschelde
Cheng, C.H.; van Belzen, J.; de Smit, J.; Suykerbuyk, W.; Grandjean, T.; Stoorvogel, M.; van Dalen, J.; de Vet, L.; Bouma, T.J.; Ysebaert, T. (2022). T0-monitoring Natuurimpuls Oosterschelde. Wageningen Marine Research Report, C047/22. IMARES: Yerseke. 60 pp. https://dx.doi.org/10.18174/576025
Deel van: Wageningen Marine Research Report. Wageningen Marine Research: Den Helder, meer

Beschikbaar in  Auteurs 

Author keywords
    monitoring; natuurherstel; Oosterschelde; sediment; slib; benthos; suppletie; morfologie; hydrodynamiek; zandhonger; intergetijdengebieden; Rattekaai; nul-situatie

Auteurs  Top 
  • Cheng, C.H.
  • van Belzen, J., meer
  • de Smit, J., meer
  • Suykerbuyk, W., meer
  • Grandjean, T., meer
  • Stoorvogel, M., meer
  • van Dalen, J., meer

Abstract
    De Oosterschelde is één van de 21 nationale parken van Nederland en is omwille van zijn biologische rijkdom aangewezen als Natura 2000-gebied. Tevens is het een belangrijk leefgebied voor veel soorten kustbroedvogels, moerasbroedvogels en doortrekkende en overwinterende watervogels. Daarom vormt het ook onderdeel van het Europese netwerk van beschermde natuurgebieden. Hiermee heeft de Nederlandse overheid onder andere de verantwoordelijkheid om de natuurgebieden binnen de Oosterschelde te behouden, te herstellen en eventueel te vergroten. Bovendien gelden voor elk Natura-2000-gebied een aantal specifieke instandhoudingsdoelen die bijvoorbeeld aangeven welke leefgebieden en welke soorten (plant en dier) behouden of hersteld moeten worden. Het Beheerplan Deltawateren beschrijft vervolgens welke maatregelen nodig zijn om de overeenkomstige instandhoudingsdoelen te realiseren. De aanleg van de stormvloedkering in de Oosterschelde heeft onder andere in een kleiner getijverschil daarachter geresulteerd. Dit heeft tot de zogenaamde ‘zandhonger’ geleid, wat een afname van het oppervlakte van rust- en foerageergebied voor vogels en/of een verlaging van het voorland heeft veroorzaakt. Hiervoor zijn suppleties een van de mogelijke oplossingen. Door TenneT wordt een 380 kV-verbinding aangelegd tussen Borssele en Rilland. Omdat er een deel buitendijks wordt aangelegd in het Natura 2000-gebied in de Oosterschelde moet er worden gecompenseerd voor het verlies aan intergetijdenatuur. TenneT heeft middelen beschikbaar gesteld aan Natuurmonumenten om een natuurimpuls te geven aan de Oosterschelde voor de schade die deze kabel mogelijk berokkent aan de buitendijkse natuur. Natuurmonumenten wil, in samenwerking met Rijkswaterstaat, onderzoeken of er natuurwinst is te behalen in de Kom van de Oosterschelde door natuurherstelmaatregelen. Eén van de uitgangspunten hierbij was om te onderzoeken of gebruik kan worden gemaakt van het slibrijk sediment dat in oktober 2021 zou vrijkomen bij onderhoudsbaggerwerkzaamheden die zijn uitgevoerd aan de vaargeul in de Zandkreek. Dit opgebaggerde sediment wordt normaliter in diepe putten in de Oosterschelde gedumpt, maar zou mogelijk ook nuttig benut kunnen worden in het systeem, bijvoorbeeld ten behoeve van natuurbouw ter bestrijding van de negatieve effecten van de zandhonger in de Oosterschelde (‘werk met werk’). Dit onderzoek is mede mogelijk gemaakt door de Provincie Zeeland, op verzoek van Natuurmonumenten, vanwege de mogelijkheid om dit slib te gebruiken om platen op te hogen omwille van plaatbehoud voor foeragerende en rustende vogels en voor schorren en slikken. Dit is in het belang voor het behoud van Natura 2000-gebieden. Het doel van dit project is om antwoord te kunnen geven op de vraag of, middels een suppletie van slibrijkmateriaal op een locatie in de Rattekaai, het intergetijdengebied van het Verdronken land van Zuid-Beveland verbeterd kan worden. Daarnaast moet de monitoring en het onderzoek ook kennis ontwikkelen over het suppleren met slibrijkmateriaal. Hiervoor is het belangrijk om eerst de nul-situatie van het suppletiegebied goed in kaart te brengen. Vanwege logistieke problemen heeft het suppletieproject echter geen doorgang kunnen vinden. In overleg met Rijkswaterstaat en Provincie Zeeland is daarom afgesproken om de data verzameld voorafgaand aan de geplande suppletie te ontsluiten in een rapport en een advies te geven over het eventuele gebruik van deze data. Hoewel er waarschijnlijk geen vervolgmonitoring zal plaatsvinden op deze specifieke locatie kan de informatie mogelijk worden gebruikt voor toekomstige projecten, bijvoorbeeld in de nabijgelegen gebieden of met dezelfde type ingrepen welke onder vergelijkbare omstandigheden worden uitgevoerd. Ook kan de toepasbaarheid en effectiviteit van dit soort maatregelen worden onderzocht. In dit rapport worden deze T0-resultaten op een rij gezet op basis van twee meetcampagnes (najaar 2020 en 2021). Deze studie is uitgevoerd door Wageningen Marine Research in samenwerking met NIOZ en Deltares. De rapportage is mede tot stand gekomen dankzij input van verschillende experts van de betrokken kennisinstellingen. Van de twee T0-metingen (najaar 2020 en 2021) zijn de verschillen tussen de jaren groter dan de verschillen tussen suppletie- en referentiegebieden. Het aantal soorten is vergelijkbaar, maar de soortenrijkdom is iets minder in 2021 terwijl de dichtheid en biomassa zijn toegenomen. Verder zijn er geen duidelijke verschillen tussen de suppletie- en referentiegebieden waarneembaar wat betreft de abiotische bodemeigenschappen. Dat onderschrijft nogmaals dat de twee gekozen gebieden uitstekend dienst zouden doen als vergelijking. Het is moeilijk vast te stellen in hoeverre de verschillen in de bodemdierengemeenschap en een aantal abiotische bodemeigenschappen te wijten zijn aan natuurlijke (ruimtelijk of tijdelijk) variabiliteit, of het van jaar tot jaar zo zou variëren en met welke parameters dit het meest gecorreleerd is. De metingen van de dynamiek van golven en vooral de sedimentdynamiek geven aan dat dit gebied laagdynamisch is. Vanwege deze lage dynamiek kan worden verwacht dat een slibsuppletie lang op de gewenste plek zou kunnen blijven liggen. Daardoor zouden de natuurwaarden mogelijk over langere tijd profiteren van een dergelijke ingreep. Maar voorzichtigheid is geboden omdat morfologische veranderingen mogelijk gedreven worden door stormen die niet-frequent voorkomen. In tegenstelling tot eerdere suppleties in de Oosterschelde (Galgenplaat, Schelphoek, Roggenplaat en Oesterdam) was het plan bij Rattekaai om een suppletie uit te voeren met slibrijk materiaal. Uit eerdere (zand)suppleties is gebleken dat het herstel van de bodemdierengemeenschap (benthos) enkele jaren duurt. Een suppletie met slibrijk materiaal kan mogelijk tot andere ontwikkelingen leiden, wat de bodemdierengemeenschap en andere abiotische omstandigheden betreft. De aanpak van de monitoring binnen dit project is vergelijkbaar aan de monitoring bij andere suppleties (Roggenplaat en Oesterdam) waardoor de resultaten goed met elkaar kunnen worden vergeleken en mogelijk van nut zijn bij toekomstige suppleties, zoals de Galgenplaat.

Alle informatie in het Integrated Marine Information System (IMIS) valt onder het VLIZ Privacy beleid Top | Auteurs