one publication added to basket [80051] | Monitoring van het Linkerscheldeoevergebied in uitvoering van de resolutie van het Vlaams Parlement van 20 februari 2002: resultaten van het tweede jaar Bijlage 8.7 bij het tweede jaarverslag van de Beheercommissie Natuurcompensatie Linkerscheldeoevergebied
Gyselings, R.; Spanoghe, G.; Van den Bergh, E. (2004). Monitoring van het Linkerscheldeoevergebied in uitvoering van de resolutie van het Vlaams Parlement van 20 februari 2002: resultaten van het tweede jaar Bijlage 8.7 bij het tweede jaarverslag van de Beheercommissie Natuurcompensatie Linkerscheldeoevergebied. Verslag van het Instituut voor Natuurbehoud, 2004.19. Instituut voor Natuurbehoud: Brussel. 107 pp.
Deel van: Verslag van het Instituut voor Natuurbehoud. Instituut voor Natuurbehoud: Brussel. , meer
|
Trefwoorden |
Monitoring > Environmental monitoring Protection > Environmental protection België, Zeeschelde [Marine Regions] Brak water; Zoet water |
Abstract |
Dit rapport geeft de toestand weer van Natura 2000 in het linkerscheldeoevergebied anno 2004. Het betreft de resultaten van het tweede monitoringjaar in uitvoering van de resolutie van het Vlaams Parlement van 20/2/2002 en hoort als bijlage 8.7 bij het tweede jaarverslag van de Beheercommissie Natuurcompensaties LSO. Het monitoringplan evalueert de evolutie van de natuurwaarden in het Natura 2000 gebied in de Waaslandhaven. Het hoofddoel is te evalueren of de uitgevoerde compensatiemaatregelen voldoen om de habitatten en soorten in stand te houden waarvoor de Natura 2000 gebieden in het Linkerscheldeoevergebied zijn aangeduid. Onderzochte parameters zijn de vogelpopulaties, de vegetatie, enkele insectengroepen, amfibieën, kwaliteit en kwantiteit van grond- en oppervlaktewater in relatie tot fauna en flora. De habitatdoeltypen voor de compensatiegebieden volgens de compensatiematrix van het Validatiedecreet zijn slik en schor, weidevogelgebied, strand en plas, en riet, water, plas en oevers. In 2004 waren de beoogde weidevogelgebieden nog grotendeels in landbouwgebruik, of reeds onteigend maar nog niet ingericht. Een aantal verworven percelen werden in afwachting wel omgezet in grasland. Enkel het natuurreservaat De Putten en de zuidelijke weiden in de Steenlandpolder hadden goede grondwaterstanden en waren echt geschikt als weidevogelgebied. In 2003 werd gerapporteerd dat slechts 10% van de landbouwgronden in de polder weide was. Deze waren bovendien sterk ontwaterd, te intensief begraasd en vooral te schaars en te versnipperd. Aan deze situatie is in 2004 op het terrein niets wezenlijk veranderd. Bijkomend slik en schor werd in 2004 gerealiseerd in het Paardenschor waar 11 ha slik en schor bijkwam. Riet werd in 2004 niet uitgebreid, maar in de Steenlandpolder zijn door de inrichting wel potenties gecreëerd voor rietuitbreiding. Door de inrichting er is in dit gebied wel open water bijgekomen. Voor strand en plas wordt momenteel bijkomend tijdelijk habitat gecreëerd in de MIDA zone. In 2004 was dit reeds deels beschikbaar. Broedvogels van dit type habitat kunnen op lange termijn ook geschikte broedplaats vinden op slik en schor, als dit habitat type meer aanwezig is. Na het droge jaar 2003 werd door een natte winter de grondwatertafel terug op niveau gebracht. Het voorjaar was echter opnieuw zeer droog, waardoor de waterstanden in het broedseizoen 2004 niet hoger waren dan het jaar voordien, behalve in het Groot Rietveld en Steenlandpolder waar door beheer of inrichting vernatting werd gerealiseerd. Tijdelijke plassen vielen veelal droog voor of tijdens het broedseizoen. Het grondwater varieerde van zoet tot brak en van neutraal tot basisch. Brak grondwater komt vooral voor in zandlemige of zandige ondergrond, overeenkomend met vroegere geulen of landafwaarts gelegen delen van het toenmalig slik en schor. Op verschillende plaatsen werden pesticidenresidu’s in het grondwater aangetroffen, zowel in landbouw- als in natuurgebied. Meestal bleven de waarden onder de maximaal toegelaten concentraties van VLAREM II. De pesticidenverontreiniging in het oppervlaktewater in de polders was veel zwaarder. Gehaltes aan zware metalen in het grondwater waren bijna altijd beneden de VLAREBO achtergrondwaarden. Op de oudere opgespoten gronden werden enkele overschrijdingen voor Arseen vastgesteld. In 2004 kwamen 9 soorten broedvogels van de bijlage I van de Vogelrichtlijn tot broeden, waarvan zeven in de compensatiegebieden. Het aantal broedparen voor de Kluut Recurvirostra avosetta en de Visdief Sterna hirundo was nog steeds laag in vergelijking met de jaren voor het monitoringprogramma van start ging. Aan de Verrebroekse Plassen nam de kolonie Zwartkopmeeuw dit jaar toe tot veel grotere aantallen. De Lepelaar Platalea leucorhodia was, met vijf broedgevallen in de Verrebroekse Plassen, een nieuwe Bijlage I broedvogel (2003 en 2004) voor het Vogelrichtlijngebied. De aantallen voor Roerdomp Botaurus stellaris, Bruine Kiekendief Circus aeruginos |
Datasets (2) |
- MNO Monitoring Waaslandhaven, meer
- MNO Monitoring van evoluties Paardenschor, meer
|
|